Tja, we hadden er twee jaar geduld voor moeten opbrengen, maar eindelijk was het dan toch zover: zaterdag 2 juli waren 170 oudgedienden aanwezig aan de Baambruggestraat om het 100-jarig jubileum mee te vieren en – vooral – oude bekenden weer te zien. Want, laten we eerlijk zijn: de meesten van ons zijn niet meer of hooguit af en toe op het terrein van Die Haghe te vinden. Gewoon, omdat met “het ouder worden” de prioriteiten anders komen te liggen en de wereld steeds kleiner wordt. Of, zoals ik, omdat je gewoon te ver weg woont om even snel een “heen-en-weertje” te realiseren.
Kortom: de kleur grijs overheerste bij de reünie, die door Die Haghe absoluut voortreffelijk georganiseerd was. Grijs? Bij sommigen was de haarkleur niet meer herkenbaar, omdat kaalheid de boventoon voerde. Een enkeling camoufleerde dat zelfs met een heuse pet! Maar bij de meesten ging de stramheid van lijf en leden toch gepaard met een niet te ontkennen grijsheid. Het laatste gold zeker niet voor de talloze gesprekken, die zowel binnen als buiten gevoerd werden. Het begon al bij de kennismaking met “oude bekenden”: “Ik herken je gezicht, maar je naam wil mij maar niet te binnen schieten”, “oh ja natuurlijk, het lag op het puntje van m’n tong, maar het wilde maar niet komen”. Zo ging het vaak. Ook ik had er soms moeite mee, een beetje hulp was soms nodig en als de naam weer terugkwam, waren de herinneringen daar meteen weer. Dus met die dreigende dementie viel het alleszins mee. En als de combinatie gezicht/naam compleet was, volgden de herinneringen vanzelf. Of de nieuwsgierigheid naar “hoe gaat het tegenwoordig met jou?”
Overal zag je mensen met elkaar praten, herinneringen ophalen, roddels vertellen (“Oh wist jij niet, dat hij met haar gescharreld heeft?”) of vragen naar het leven na Die Haghe. Want hoewel, dat onwaarschijnlijk lijkt, er was natuurlijk voor veel reünisten ooit ook een leven naast Die Haghe of een leven na Die Haghe. Oké, sommigen waren met Die Haghe zo’n beetje getrouwd, sliepen er nog net niet, maar hadden eigenlijk geen tijd voor andere leuke dingen in het leven. Wellicht pas na Die Haghe dus.
Natuurlijk werd er ook geïnformeerd naar elkaars gezondheid, want dat doen ouderen nogal eens. Niet, dat er medicijnlijstjes uit werden gewisseld, maar men wilde toch wel weten hoe iedereen ervoor stond en hoe het inmiddels met de kinderen ging.
Even zo goed vormden ook de sportieve successen een gespreksonderwerp. Zoals de enorme ontwikkeling, die Die Haghe doormaakte na de komst van een groot aantal Eibers in 1955. Toen nog naar de Escamplaan. Het was het begin van een wedergeboorte. Ben en Anneke van Herk, Corry Nellen- vd Kemp, ze waren er nog bij net als Rachel Split. En Elly Heijmans niet te vergeten. Ook mijn zus Lenie Verloop heeft het allemaal meegemaakt. De familie Haas was ook van dat tijdperk net zoals de fam. Verwer. Of de sportieve successen van nog later toen namen als Chris Schmidt, Peter Abbenhuis, Jacques Schreuder, Rob Barensen en Wil van Deemter de sportpagina’s haalden. Of nog later (want laat ik ophouden met namen noemen, het is en blijft link), rond de eeuwwisseling, toen Die Haghe de Nederlandse en Europese top bepaalde: de beelden waren te zien in de “eetruimte”. Pure nostalgie, want Die Haghe opereert weer op een lager sportief niveau. Maar lijkt wel terug op de weg “omhoog” te zijn.
Het was gewoon hartstikke leuk om deel te mogen uitmaken van deze reünie. Ik had er het retourtje Haaksbergen graag voor over, mijn vrouw trouwens ook, al kende zij vrijwel niemand.
À propos: de toespraken (de mensen waren al zo druk in gesprek, dat het naar binnen gaan om te luisteren wat tegenzin opleverde) waren beslist ook de moeite waard en het culinaire gedeelte was prima.
Het moeilijkste van zo’n reünie met zoveel tinten grijs (nee, een associatie met de beroemde film moet nu niet gelegd worden) is natuurlijk de vraag bij het afscheid: “wanneer zie ik je/jullie weer?” Of de opmerking: “tot ziens”, terwijl je donders goed weet, dat een volgende keer wel eens te ver weg zou kunnen zijn. Iemand suggereerde bij een afscheidsgesprek om “het voortaan 1 keer per jaar te doen”. En met “het” werd dan uiteraard een reünie bedoeld. Leek en lijkt mij geen goed plan. De herinneringen van 1 jaar leveren immers te weinig gesprekstof op. Beter is het om deze traditie een keer per 5 jaar te blijven doen. Tja, statistisch is dan het aantal mensen aan de bovenkant van de levensladder kleiner, maar er komen wel steeds nieuwe reünisten bij. Want er zijn en blijven voldoende mensen, die Die Haghe een warm hart toedragen. En wellicht kunnen we over 5 jaar praten over de ongelooflijke sportieve successen van een herrezen Die Haghe, dat een week voor de reünie landskampioen Fortuna weer eens overklaste. Wie weet….
Ton van Rijswijk